Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, [18]de schemering, [19]waar ik naar verlangd heb, [20]stelt [21]Hij mij tot beving. 17. Dat is, mijne gedachten wandelen omher; ik weet niet waarheen ik mij van schrik en benauwdheid zal keren of wenden. 18. Of, mijn gewenste schemering. Anders, de duisternis; dat is, de nacht, dien ik begeerde, te weten om gerust te mogen slapen. Anderen verstaan hier door de schemering den morgenstond, waar men naar wenst en verlangt als men des nachts niet heeft kunnen slapen, want dan valt men gemeenlijk in slaap. 19. Hebreeuws eigenlijk, mijner omhelzing. 20. Dat is, verandert Hij mij. 21. Te weten, God; anderen, de vijand, die aankomt met zijn verschrikkelijk leger.